vrijdag 29 mei 2020

Meditatie voor Pinksteren

Handelingen 2:1-21

Nog steeds wordt, zoveel eeuwen na die Pinksterdag in Jeruzalem, dezelfde vraag gesteld: ‘Wat wil dit alles toch zeggen?’
Pinksteren is zo’n ongrijpbaar gebeuren. Te midden van alle feesten is het toch een beetje een stiefkindje. Kerst viert de hele wereld; Pasen is het hoogtepunt van de liturgie; maar wat moeten we met Pinksteren?
Ja, natuurlijk weten we wel wat Pinksteren is: ‘Uitstorting van de Heilige Geest’.
Maar wat houdt dat nu echt in?

Kijk in Handelingen 2 wat er gebeurt:
‘Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar’
Ze kwamen niet bij elkaar, nee, bij het aanbreken van de dag waren ze al bij elkaar!
Waarom? Wat deden ze? De hele nacht zijn ze op geweest… Dat was en is onder gelovige Joden gebruikelijk, om in de nacht van het Wekenfeest niet naar bed te gaan, maar de hele nacht Tora te leren. Dat hebben de leerlingen van Jezus ook gedaan: net als ieder ander hebben ze zich in deze nacht gericht op de Tora waarvan tijdens dit feest gevierd wordt, dat God die aan zijn volk gegeven heeft; elkaar herinnerend aan allerlei lessen die ze van Jezus geleerd hadden. Petrus zegt: Weet je nog, dat Jezus zei… Johannes valt in... Andreas valt hem bij... Mattheüs vult aan... En Thomas herinnert zich nog een andere bijzonderheid. Samen rijgen ze in de loop van de nacht de flarden en brokstukken aaneen tot een bezielend geheel. Jezus’ woorden komen tot leven. De puzzelstukjes vallen op hun plaats. Het Woord wordt voor iedereen verstaanbaar. En opeens staan ze in vuur en vlam!
Wie in bed heeft gelegen deze nacht en ze ’s morgens zo aantreft, zal het maar raar vinden en kan gemakkelijk zeggen: Ze lijken wel dronken!

De Uitstorting van de Heilige Geest, die Jezus had beloofd en waarop zijn leerlingen moesten wachten, vond niet toevallig plaats op dit feest.
Al die Joden uit verre streken, waarvan in Handelingen 2 verteld wordt dat zij in Jeruzalem verbleven, zijn gekomen voor het Wekenfeest. Precies vijftig dagen na de Uittocht uit Egypte ontving het volk van God de Tora, de Wet, op de berg Sinaï. De God van Israël laat Zich kennen en sluit een Verbond met zijn volk. Eigenlijk wòrdt het daardoor pas echt zijn volk.

De uiterlijke verschijnselen van Wind en Vuur waarvan we horen in Handelingen 2 verwijzen naar Gods Aanwezigheid en zijn Grote Macht. Het zijn dezelfde tekenen die Gods neerdalen op de Sinaï begeleiden, als Hij zijn volk de Tien Woorden geeft. Net als bij de Openbaring op de Sinaï gaat de hemel open. De leerlingen van Jezus zijn vol vuur. Ze kunnen niet langer zwijgen. Zij beginnen te spreken ‘van Gods grote daden’…

Wat is er precies gebeurd op die Pinksterdag in Jeruzalem?
Nu wordt vervuld wat Jezus had aangekondigd:
In Johannes 14 zegt de Heer: Als je Mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden… Dan zal Ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid.
In Johannes 16 zegt Hij: Ik heb jullie nog veel meer te zeggen, maar jullie kunnen het nog niet verdragen. De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer Hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid. Hij zal niet namens zichzelf spreken, maar Hij zal zeggen wat Hij hoort en jullie bekendmaken wat komen gaat. Door jullie bekend te maken wat Hij van Mij heeft, zal Hij Mij eren.
En wat zegt Jezus in Handelingen 1, net voor de Hemelvaart: Johannes doopte met water, maar binnenkort worden jullie gedoopt met de heilige Geest… wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen

Johannes doopte met water, maar kondigde aan: Die na mij komt, die zal dopen met de Heilige Geest en met vuur!
Zodra de leerlingen van Jezus zijn gedoopt met de Heilige Geest, worden ze getuigen.
De meesten van ons zijn gedoopt; met water. Ook met de Heilige Geest?
Sinds Pinksteren kennen we geen Doop zonder de Heilige Geest. Maar zijn we het ons bewust? Heeft het ook effect op ons?

Wat wil dit alles toch zeggen? vragen de mensen. En wat zegt Petrus in zijn preek?
Hier, op dit moment wordt de profetie vervuld; en hij citeert uit Joël: Aan het einde der tijden, zegt God, zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten. Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren, jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten. – dàt is het wat hier gaande is.
Hoe wéét Petrus dat allemaal?! – Dat heeft God hem duidelijk gemaakt. Met de Uitstorting van de Heilige Geest is de Eindtijd begonnen. Wat heeft God al gedaan; en wat gaat Hij doen?

Wat God al heeft gedaan: Hij heeft Jezus gezonden; dat Hij door God gezonden was, heeft Hij bewezen door de wonderen en tekenen die Hij heeft verricht; Hij werd overgeleverd aan de heidenen en gedood, maar Hij is niet in de dood gebleven; God heeft Hem opgewekt. En laat nu voor heel Israël duidelijk zijn, zegt Petrus, dat God Hem tot Heer en Messias heeft aangesteld!
Wat God nog gaat doen: Heel de wereld moet het weten: nu is de tijd, dat de Heilige Geest alles en iedereen confronteert met de Naam van Jezus. De Geest stuwt de geschiedenis naar zijn einde. Petrus noemt uit Joël kosmische tekenen van de naderende Dag des Heren; de Dag van het Oordeel staat voor de deur!
De inhoud van alle Christelijke verkondiging = Proclamatie van de Heerschappij van Jezus.
Bijbelse verkondiging in het krachtenveld van de Geest gaat gepaard met het bevel om te geloven en zich te bekeren! En… ieder die de naam van de Heer aanroept zal worden gered.
De Pinksterpreek van Petrus brengt heel wat teweeg! Niet omdat hij zo’n uitmuntende spreker was, maar omdat de Heilige Geest werkzaam is. De hoorders zijn diep getroffen en zeggen: Wat moeten wij doen?!
Het Wekenfeest is behalve het feest van het ontvangen van de Tora ook een Oogstfeest.
In Leviticus 23 wordt gezegd: Vijftig dagen moeten jullie aftellen, en dan moeten jullie de HEER een graanoffer aanbieden uit de nieuwe tarweoogst.
Ook het Pinksterfeest in Handelingen 2 is een oogstfeest: 3000 mensen kwamen op één dag tot geloof in de Messias! Een geweldige oogst!

De Geest brengt mensen in beweging. Zij worden getuigen; gaan zich inzetten voor de zaak van God.
Er staat heel wat op het spel. Wij leven in de Eindtijd; dat kan niet anders…
Is er toekomst? Wat staat er te gebeuren? Met de wereld, met Israël, met de Kerk?
Wat wordt van ons verwacht? Zijn wij beschikbaar om ons door God te laten inschakelen?

Wij waren slaven - maar Hij heeft ons bevrijd; van de macht van zonde en dood.
Ja, we zijn nog zondaren, maar: verloste zondaren; geen slaven meer, de zonde zal niet langer over ons heersen.
Ja, we moeten nog sterven; maar de dood heeft niet het laatste woord, want Jezus overwon de dood.

Gods Woord blijft onverkort van kracht; geen jota of tittel zal vergaan.
Wie zich aan zijn geboden houdt, die zal het goed gaan; die wordt gezegend. Heb God lief boven alles; en je naaste als jezelf. Die Boodschap heeft niet aan kracht verloren.
De Heilige Geest wordt aan mensen gegeven om ze in staat te stellen Gods wil te doen.
De Boodschap van Pinksteren is, dat vergeving van zonden en de kans om je te bekeren wordt geboden.

De Kerk is vaak zwak; ze heeft geen aantrekkingskracht. We weten niet hoe we zullen reageren op de omstandigheden waarin we verkeren. Waarom niet?
Alsof we denken dat we het zelf moeten doen! Maar niets hoeft in eigen kracht!
Met Pinksteren werd de Kerk geboren. Als God de Heilige Geest niet had uitgestort, dan was er nooit een Kerk geweest. En Hij Zelf houdt zijn werk in stand. De Kerk is niet ons werk, de Kerk is Gods werk.
Wij voelen ons zelf vaak onbekwaam. We worden geroepen tot een taak en dan beginnen we te twijfelen: Kan ik het wel?
Laat dat maar aan God over! Hij kent ons beter dan wie ook. Hij heeft ons immers Zelf gemaakt.
De leerlingen van Jezus waren geen supermensen. Maar wat deden ze: wachten en bidden.
Als wij ons zwak voelen, wat zullen we dan doen? De Heilige Geest IS AL gegeven!
Pinksteren is het feest van Gods kracht. Daar moeten we ons voor open stellen; vertrouwen; ons bewust worden van wat we ontvangen hebben; ons vasthouden aan Gods Woord.
Wie zichzelf aan Jezus toevertrouwen, worden vervuld met de Heilige Geest. En dan gaat God, door middel van u en jou, grote dingen verrichten! Je zult het zien!

zaterdag 10 augustus 2019

Preek van zondag 11.08.2019

Deuteronomium 18:9-22; Handelingen 8:4-15

Broeders en zusters in onze Here Jezus Christus,

De Here Jezus heeft net vooraf aan zijn Hemelvaart tegen zijn volgelingen gezegd, dat ze door de kracht van de Heilige Geest van Hem zouden getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde (Hnd. 1:8). Hier in Hnd. 8 zien we hoe dat in vervulling begint te gaan. En het bijzondere is, dat de volgelingen van Jezus dat niet zelf hebben georganiseerd, maar dat de vervolging van de gemeente in Jeruzalem (denk aan de dood van Stefanus) ertoe leidt, dat de gelovigen over een groter gebied verspreid worden! Zo zien we hoe God alle dingen doet meewerken ten goede voor wie Hem liefhebben!

Filippus (net als Stefanus een van de zeven diakenen die in Hnd. 6 worden aangesteld) verkondigt het Evangelie van de Messias in Samaria. De Samaritanen, die voor het volk van God gelden als halve heidenen, zijn zeker religieus. Ze zijn vatbaar voor nieuwe inzichten en staan open voor iets nieuws. We horen dat de mensen al enige tijd diep onder de indruk waren van een zekere ‘Simon de Tovenaar’. Ze zijn vol ontzag over de dingen die hij doet. Het onverklaarbare is boeiend en trekt tot vandaag de dag volle zalen. Ze meenden dat in hem de grote macht van God in hem zichtbaar werd. En ook Simon zelf beweerde over bijzondere gaven te beschikken.

‘Er is meer tussen hemel en aarde’, maar de krachten van Simon blijken van de verkeerde kant te komen. Dat kan ook… Ook in onze tijd zijn er heel wat ‘Simon-achtige’ bewegingen.
Nu kun je op bovennatuurlijke en zgn. paranormale verschijnselen op verschillende manieren reageren: je kunt er je schouders over ophalen en het niet serieus nemen; je kunt ervan in vervoering raken en je laten meeslepen; je kunt er bang van worden en alles ‘occult’ noemen.
Er is ook nog een andere weg: Deuteronomium 18 spreekt duidelijke taal en wijst een flink aantal zaken resoluut af: kinderoffers, waarzeggerij, wichelarij, toverij, spiritisme; met uitzondering van kinderoffers misschien komen al deze zaken ook vandaag de dag voor en ze zijn dichterbij dan je denkt. Allemaal zaken die niet bij de God van Israël horen en waar ]Hij absoluut niets mee te maken wil hebben.

Als Filippus in Samaria komt, neemt de populariteit van Simon af. De evangelist Filippus - hij is overigens de enige persoon die in de Bijbel ‘evangelist’ genoemd wordt! - mag daar ook wonderen verrichten, zieken genezen en demonen verdrijven.
Op het eerste gezicht doet Filippus misschien net zoiets als Simon, maar er is een belangrijk, doorslaggevend verschil tussen die twee: die Simon zou zelf iets bijzonders zijn, maar Filippus verkondigt het Koninkrijk van God en de Naam van Jezus (= ‘Hij redt’); Filippus zelf is niets bijzonders.
De prediking van Filippus gaat vergezeld van ‘tekenen’ en ‘grote krachten’; dat was door Jezus voorzegd en we zien dat op sommige plaatsen in de wereld nog steeds gebeuren. (Waarom bij ons niet?) Velen komen daardoor tot geloof.

Veel aanhangers van Simon ‘de Tovenaar’ komen tot geloof en worden gedoopt.
En Simon zelf ogenschijnlijk ook! Maar daarmee zijn ze er nog niet! De Doop is een teken van het nieuwe leven in Christus, maar ze heeft niet een of andere magische werking.
Na een nieuw begin te hebben gemaakt, moet je leven nog veranderen, een ander doel en andere richting krijgen.

Na de prediking van Petrus op de Pinksterdag vroegen de hoorders: ‘Wat moeten wij doen?’ Het antwoord van Petrus bestond in drie dingen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn:
 - Keer u af van uw huidige leven! – het verkeerde moet er nog uit
 - laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden
 - Dan zal de heilige Geest ook u geschonken worden

Dat is eigenlijk genoeg stof voor wel drie preken, maar we beperken ons vanmorgen tot het derde onderdeel: ‘ook u zal de heilige Geest geschonken worden.’

Het is Pinksteren geweest: De Heilige Geest is uitgestort. Merkt u daar iets van? Heeft dat invloed op ons leven?
Hoe ontvang je de Heilige Geest? Wat is de voorwaarde hiervoor? Hoe weet je of je de Heilige Geest ontvangen hebt? Hebben wij dat?
Of zijn wij daar ‘te nuchter’ voor?

We zijn in onze cultuur vaak erg rationeel, verstandelijk gericht; en met emoties weten we vaak niet goed om te gaan; òf we komen er toe (bang voor extreme uitwassen) om het kind met het badwater weg te gooien - en de kracht van de Heilige Geest geen ruimte te geven.

Het is duidelijk, dat voor de nieuwe gelovigen in Samaria, na de Doop met water, de Doop in de Heilige Geest onmisbaar geacht werd. Daarom sturen de apostelen vanuit Jeruzalem Petrus en Johannes naar Samaria. (Daar zit kennelijk een bepaalde ambtsopvatting achter: de diaken Filippus was niet bevoegd en de apostelen willen graag de eenheid van de Kerk bewaren.)
De doorwerking van de Heilige Geest in de gelovige is onmisbaar. Anders is het geloof krachteloos. Vóór zij de Doop in de Heilige Geest ontvangen hadden, leken de Samaritanen op het zaad dat op de rotsbodem gezaaid was… ze ontvingen het Woord van het Evangelie met blijdschap, wat in hen gezaaid was kwam snel op, maar het had nog geen wortel.
Door de Doop in de Heilige Geest gebeurt er iets in hun leven: zij bekeren zich van hun vroegere weg en er is een duidelijke verandering merkbaar. Dat blijkt wel uit het feit dat de gewezen Tovenaar ook graag over de macht wil beschikken om mensen de handen op te leggen opdat zij de Heilige Geest ontvangen. Hij biedt de apostelen zelfs geld aan. Maar zo werkt het niet.
Over de Heilige Geest kunnen mensen niet beschikken: het is andersom: de Heilige Geest wil over ons beschikken, opdat God ons leven kan vernieuwen en ons inschakelen in het werk voor zijn Koninkrijk. De vraag is niet: wat willen wij met de Geest, maar: wat wil de Geest met ons?

Wat is God met ons van plan?

Een belangrijke gave die de Kerk toen en nu hard nodig heeft, is de gave van ‘het onderscheiden van geesten’: Wat komt echt van God en wat niet…?
Een belangrijke maatstaf hierbij is, dat wat echt van God komt:

 - in relatie staat tot de redding in Jezus Christus
 - opbouwend is voor de gemeente
 - niet tot eigen eer gebruikt wordt
 - gratis is.

Wat is God met ons van plan?
Wij staan in een christelijke traditie. Wij zijn waarschijnlijk allemaal wel (in min of meerdere mate) gelovig, anders zaten we hier niet. Maar beïnvloedt dat ook heel uw leven?
Krijgt het Woord van God dat in ons gezaaid wordt ook de kans ‘wortel te schieten’ in ons leven? God wil ook ons leven vernieuwen, opdat we helemáál voor Hem willen leven en onszelf helemaal aan Hem toewijden. Dat is pas echt leven!

Is uw leven vernieuwd door de kracht van de Heilige Geest? Want dat is onmisbaar, net als toen. Als dat nog nooit gebeurd is, kunt u dat ook vandaag de dag door gebed en handoplegging ontvangen; dat is volstrekt Bijbels verantwoord.
En een gebed om de Heilige Geest wordt gegarandeerd verhoord, want: 'als aardse vaders, ook al zijn ze slecht, hun kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen?’ (Lk. 11:13)

Geprezen zij Gods Heilige Naam, nu en in eeuwigheid! Amen.

zondag 14 oktober 2018

De les van de vijgenboom

Waarom duurt het zolang eer Jezus terugkomt? Waar wacht Hij op?
Aan twee voorwaarden moet worden voldaan, voordat Jezus terugkomt:
- Eerst moet aan alle volken het Evangelie worden verkondigd.
- Vervolgens moet het herstel van Israël plaatsvinden, zoals dat is voorzegd in de profetie.

‘Leer de les van de vijgenboom!’
De vijgenboom is op tal van plaatsen in de Bijbel een symbool voor het volk Israël.
Driemaal speelt de vijgenboom een opmerkelijke rol in het Evangelie:
- De eerste keer in een gelijkenis over iemand die een vijgenboom in zijn wijngaard had geplant die maar geen vrucht wilde dragen. De eigenaar zei: Hak hem maar om. Maar de tuinman zei: Heer, geef hem nog een kans, laat hem ook dit jaar staan; ik zal de grond eromheen nog eens omspitten en hem mest geven, misschien zal hij dan het komende jaar vrucht dragen, en zo niet, dan kunt u hem alsnog omhakken.
- De tweede keer dat de vijgenboom een opvallende rol speelt in het Evangelie, is wanneer de Heer onderweg ergens een vijgenboom ziet staan en vruchten zoekt om te eten; als Hij er geen vindt, vervloekt Hij die vijgenboom en de volgende keer dat ze er langs komen is hij helemaal verdord.
- De derde keer tenslotte is hier, in ons hoofdstuk van vanmorgen. En er is een belangrijk verschil! De eerste twee keer is er sprake van de vijgenboom die geen vruchten voortbrengt.

Maar zo zal het niet blijven! De vijgenboom zal uitlopen en vruchtdragen. Dat is het laatste teken van de eindtijd. Israël is teruggeplant in haar eigen land. De profetie is voor onze ogen vervuld. En na het fysieke herstel van Israël is nu het wachten op het geestelijk herstel.
Want (1Korinthiërs 15:46) ‘het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke’. Eerst wordt de relatie tussen het volk en het Land hersteld; daarna de relatie tussen het volk en God.
Er is bij het Joodse volk sprake van een blinde vlek, waardoor zij – op een enkele uitzondering na – hun Messias niet herkennen. Dit is nog enorm versterkt door de in één woord goddeloze houding van de Kerk tegenover het Joodse volk de eeuwen door; de Kerk heeft de Joden niet bepaald jaloers gemaakt…
Maar in de twintigste eeuw ontstond een groei in het aantal Joden dat Jezus als Messias erkende. Vooral in Amerika, maar ook in Israël; daar zijn tientallen Messiasbelijdende gemeenten. Het gevolg is dat er binnen het wereldwijde Lichaam van Christus een bepaalde groep gelovigen is, die zich ‘Messiaanse Joden’ noemen. Hun Joodse identiteit hebben ze doorgaans zorgvuldig bewaard.
Zij zijn de eerste vruchten aan de vijgenboom, waaraan je kunt zien dat de zomer nabij is.
Eerst moet aan alle heidense volken het Evangelie, het Goede Nieuws worden verkondigd. En wanneer het volledige aantal heidenen is binnengegaan, dan zal God zijn aandacht volledig richten op het overblijfsel van Israël en Zich in zijn barmhartigheid en reddende genade aan hen openbaren.

zondag 30 september 2018

Preek over ‘Vreugde der Wet’

Jeremia 31:31-37; Prediker 12:8-14; Mattheüs 5:17-26

We openden de dienst met verzen uit Psalm 119 en we zullen de dienst daar ook mee afsluiten.
De kans is groot, dat veel mensen van Psalm 119 niet veel méér weten, dan dat het de langste is van alle psalmen. En niet zo’n beetje ook: hij is meteen tweeënhalf keer zo lang als de op één na langste psalm en wel acht keer zo lang als een gemiddelde psalm!
Psalm 119 is een ‘gebed zonder end’; op het eerste gezicht langdradig, vol herhalingen… je zou er moe van worden… Deze psalm staat misschien niet bovenaan uw lijstje van favorieten.
Maar als je niet afgaat op je eerste indruk, als je bereid bent deze psalm eens goed te bekijken, dan zie je iets heel anders! De dichter is er alles aan gelegen om aan de gemeente door te geven hoe héérlijk Gods Wet is! Hoe je van Gods Woord intens genieten kunt! en hoe je je er in tijden van nood aan vast kunt klampen! hij spreekt uit ervaring.
De dichter van Psalm 119 komt er niet over uitgepraat – of liever: uitgezongen, want Gods geboden, dat zijn de aanwijzingen van de God, die gezegd heeft: ‘Ik ben jouw God’; de God die redt van de boze machten van dictatuur en willekeur; Die jou, met heel je volk, heeft verlost en op de weg naar de toekomst heeft gezet.
En om bij die genade en verlossing te blijven, om wijs en blijmoedig in deze wereld te leven, om de Toekomst te bereiken, doe je er goed aan Gods aanwijzingen op te volgen; ze zijn een lamp voor je voet en een licht op je pad. Juist in een situatie, waarin je bestaan bedreigd wordt. Uit talrijke klachten en gebeden in deze psalm wordt duidelijk dat de dichter het moeilijk heeft. Niet zómaar, maar juist vanwege zijn oprechte bedoeling om vroom te leven. Dat levert hem smaad op, lastercampagnes en verdrukking. De dichter voelt zich ‘klein’, onzeker, weerloos. Daarom klampt hij zich des te meer vast aan het Woord van God.

We moeten bedenken, dat de dichter van de 119e psalm niet meer tot zijn beschikking zal hebben gehad dan de Tora, dat zijn de eerste vijf boeken van de Bijbel: Genesis t/m Deuteronomium; de rest van de Bijbel was grotendeels nog niet geschreven.
Afgezien van de verhalende gedeelten in Genesis en Exodus, vrees ik dat de boeken van de Tora onder ons geen grote voorkeur en bekendheid hebben. Al die wetten en regels…
Maar juist wat dáárin staat, betekent voor een gelovige Jood een grote heerlijkheid en vreugde: de verbondsaanwijzingen van de HEER, die vragen om concentratie, toewijding en heiliging. Daarin kan Gods Liefde en aandacht voor ons leven ontdekt worden.
De synagoge leest elk jaar volgens een vast rooster de hele Tora door.
Het begin van de herfsttijd is voor Israël net zoiets als voor ons de maand december: feestmaand! Het begon met het Bazuinenfeest of Rosj Hasjana, het begin van het nieuwe jaar volgens de Joodse tijdrekening; na tien dagen was het Jom Kippoer, Grote Verzoendag; daarna volgt het Loofhuttenfeest, dat duurt een hele week; en morgen wordt de feesttijd afgesloten met een feestdag die genoemd wordt ‘Simchat Tora’: ‘Vreugde der Wet’.

‘Vreugde der Wet’ – anders dan voor Joodse oren, klinkt het voor onze oren als een innerlijke tegenspraak: ‘Wet’ en ‘vreugde’. Bij een ‘wet’ denken wij niet aan iets vreugdevols, maar aan beperkingen die je worden opgelegd. (“Verboden Toegang”: artikel 461 Wetboek van Strafrecht.)
Onze gedachten bij het woord ‘wet’ komen uit het Romeins Recht: een ‘wet’ is daarin een opgelegde regel en overtreding daarvan moet automatisch gevolgd worden door straf.
De Joodse opvatting over de Wet is totaal anders: Het Hebreeuwse woord ‘Tora’, dat in vrijwel alle Bijbelvertalingen wordt weergegeven met ‘Wet’, heeft een totaal andere gevoelswaarde dan wat wij onder ‘wet’ verstaan. Het is afgeleid van het Hebreeuwse woord voor ‘wijzen’; Gods Wegwijzer, opdat je niet zult verdwalen; opdat je goed terechtkomt. Het is de Weg ten leven; uiteindelijk lopen alle andere wegen in de wereld dood…
De Wet van God maakt het leven leefbaar: alle reden dus tot vreugde! Hij is de God van het Verbond; de feestdag ‘Vreugde der Wet’ wordt gevierd als een symbolisch Huwelijksfeest, want ook in het huwelijk gaat het om een Verbond. Op die dag gaan gelovige Joden dansen met de Torarollen in de armen. Moet je je eens voorstellen!… Zijn wij ook zo blij met het Woord van God?

Alles wat begint, moet ook een keer eindigen, dat is een ding dat zeker is; niets is hier blijvend.
Maar dat geldt niet voor God. Hij heeft geen begin en geen einde, zijn werk gaat altijd door.
Ik ben de Alpha en de Omega, zegt de HEER, Die is en die was en die komt, de Almachtige.
In de jaarlijkse Toralezing van de synagoge zie je dat uitgebeeld in Gods Woord.
Op de feestdag ‘Vreugde der Wet’ wordt het slot van Deuteronomium gelezen en meteen daarna het begin van Genesis. Zodra men aan het einde gekomen is, begint men weer bij het begin. Want het Woord van God is nooit “uit”. Het is een onuitputtelijke bron.

In een Kerk die steeds minder Joden telde en die zichzelf ging zien als het nieuwe volk van God in plaats van Israël, groeide de verlegenheid met de boeken van de Hebreeuwse Bijbel. De opvatting ontstond, dat het Nieuwe Testament hoger en dieper was dan het Oude Testament, dat het Oude Testament hooguit een voorbereiding was op het Evangelie. En al zullen weinig kerken in ons deel van de wereld vandaag de dag de ‘vervangingsleer’ meer officieel onderschrijven – wij zijn nu het volk van God in plaats van Israël – onderhuids speelt die nog steeds een rol. Velen hechten aan het Nieuwe Testament veel meer waarde dan aan het Oude Testament. En dat is zeer onterecht.
Beide zijn evenzeer Woord van God.
Maar de apostel Paulus zegt in Romeinen 10 toch volgens veel vertalingen: Want Christus is het Einde van de Wet. Dat is vaak zo opgevat, dat allerlei geboden sinds de komst van Jezus dus niet meer geldig zijn. En dat terwijl Hij Zelf gezegd heeft, we lazen het net in Mattheüs 5:
Denk niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden (af te schaffen); Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.

De hele Wet blijft onverkort van kracht. En nee: het doen van Gods geboden maakt een mens niet rechtvaardig voor God. Dat is niet iets nieuws van het Evangelie of van Paulus of van Luther, de Tora zelf is daar heel duidelijk over, dat je het niet van je eigen vroomheid, maar van God moet verwachten. Gods Gebod brengt mensen tot het inzicht, dat je niet op je eigen goedheid moet vertrouwen maar op Gods genade.

Jezus geeft in zijn ‘Bergrede’ onderwijs over de bedoeling van Gods Wet.
Wat moeten wij aan met de Bergrede? Er zijn nogal wat verschillende uitleggingen. Menigeen gaat ermee aan de haal; om er een bepaalde draai aan te geven; ‘de angel eruit te halen’.
Er zijn mensen die zeggen; Ja, zo zou het eigenlijk moeten. Maar… het is helaas niet haalbaar; wij zijn nu eenmaal zondaren en we leven in een onvolmaakte wereld; we zijn maar mensen; maar… eigenlijk zou het wel zo moeten als Jezus zegt.
Anderen zeggen: je moet het in z’n tijd zien; niet letterlijk nemen, maar geestelijk verstaan. Maar wie zo doet, zal volgens Jezus’ woorden klein heten in het hemelse Koninkrijk.
Weer anderen zeggen: zo kun je proberen je privé-leven in te richten, met zo’n hoogstaande ethiek, maar voor de maatschappelijke verhoudingen is de Bergrede totaal ongeschikt.

Met allerlei redeneringen maken de mensen zich er mooi vanaf.
Wie de woorden van de Bergrede onbevooroordeeld leest, kan niet tot een andere conclusie komen dan: Jezus bedoelt gewoon wat Hij zegt!
Maar zijn opvattingen zijn ons te revolutionair; wij willen liever een wat gematigd geloof.

‘Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen.
Jezus werd er door sommige mensen van beschuldigd, dat Hij het niet zo nauw nam met de Tora; omdat Hij er anders mee omgaat dan de meeste Wetsleraars van zijn dagen. Die beschuldiging weerlegt Hij met klem. Heel wat christelijke theologen hebben voor Jezus al een niet-joodverklaring afgegeven; maar Jezus is door en door Joods en in zijn onderricht is er geen
enkele tegenstelling met de Tora! De geboden van zijn Vader worden door Hem niet buiten werking gesteld – hoe zou dat kùnnen?! – maar ‘vervuld’.

Jezus wil niet minder precies zijn dan de Farizeeërs, integendeel: ‘Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die van de schriftgeleerden en Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan.’
Jezus maakt geen einde aan de Wet. Jezus plaatst niets tegenover de geboden, maar verdiept, verscherpt, radicaliseert ze: terug naar de wortel! Hij wil laten zien hoe God zijn Wet vanouds bedoeld heeft.

Jeremia 31, een van de in het Nieuwe Testament meest geciteerde teksten, spreekt over de vernieuwing van het Verbond; die vernieuwing bestaat niet hierin, dat er iets ànders voor de Wet in de plaats komt, maar dat diezelfde Wet geschreven wordt in de harten! Dàt is de eigenlijke bedoeling ervan. In de prediking van Jezus komt de eigenlijke betekenis van de geboden, die er altijd al in zat, er pas echt goed uit! Hij wil de hele Wet tot gelding laten komen en deze niet aanpassen aan de omstandigheden.
Dat is iets heel anders dan ‘Wetticisme’. Sommige Farizeeërs maakten een karikatuur van de Wet. Wetticisme betekent, dat het naleven van het gebod een doel op zich wordt, terwijl de bedoeling ervan uit het oog werd verloren. Dat leidt tot verstarring, en dat is precies het tegendeel van de bevrijding die God ermee op het oog heeft.

Dat God zijn Tora gegeven heeft, betekent Grote Vreugde, want alleen met behulp van Gods ‘aanwijzingen’ kom je tot je bestemming.
Jezus is niet het ‘Einde’ van de Wet, maar het Doel; en de bestemming van de reis: het Eeuwige Leven.

‘Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht… totdat alles gebeurd zal zijn.’
Gods Wet blijft van kracht, zolang deze wereld bestaat. ‘Tot alles zal zijn geschied.’ Dat wil zeggen: God zal met deze wereld tot zijn doel komen.

‘Jezus heeft de Wet vervuld’. Dit betekent niet, dat wij dat nu niet meer hoeven te doen. Als wij volgelingen van Jezus zijn, dan betekent dat, dat ook wij in ons leven de Wet van God tot zijn doel willen laten komen. Niet om daarmee de hemel te verdienen, maar omdat we niet anders willen dan de wil van God doen. Jezus heeft dat voorgedaan en wij mogen zijn navolgers zijn.

Gods Wet geeft richting aan je leven. Het gelovige deel van Gods volk Israël weet dat. De Gemeente van Christus moet er steeds weer aan worden herinnerd.
Wij staan voor de uitdaging om volmondig met Gods volk in te stemmen in de ‘Vreugde der Wet’. God spreekt. Zijn beloften zijn geen loze woorden. Met de Psalmen mogen wij ze zingen, opdat de liefde van de Bruidegom ook in ons hart tot zingen zal komen.

In het begin van deze dienst zongen we ook uit Psalm 19.
Eerst bezingt de dichter de grootheid van de schepping: God sprak en het was er.
Daarna bezingt hij de Wet: De wet van de HEER is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis van de HEER is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige. De bevelen van de HEER zijn waarachtig, zij verheugen het hart; het gebod van de HERE is louter, het verlicht de ogen.
De Wet, de Wegwijzer van God verbindt Hem met zijn volk, en met ieder die op Hem vertrouwt. Gods volk kan op zijn Woord bouwen!

Geprezen zij Gods Heilige Naam! Amen.

zondag 16 september 2018

Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp!

Preek over Markus 9:24

Jesaja 45:18-25; Markus 9:14-29; Efeziërs 6:10-18

Broeders en zusters in onze Heer Jezus Christus,

Het gaat vanmorgen over geloof en over ongeloof. Die twee liggen soms dicht bij elkaar.

Eerst horen we Jezus in dit hoofdstuk zeggen: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet Ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet Ik jullie verdragen?’
Het zal je maar gezegd worden…
En Jezus zegt dit niet alleen tegen de menigte die daar samenschoolt, Hij zegt het ook tegen de trouwe kring van leerlingen die altijd bij Hem is.

Ons hoofdstuk uit Markus begint met de ‘verheerlijking op de berg’. Jezus heeft een berg beklommen met Petrus, Johannes en Jakobus. Daar begint Hij te stralen. Even aanschouwen ze Hem in zijn hemelse heerlijkheid. Mozes en Elia komen langs. En God zelf is een trotse Vader, zegt: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!’
Een hemels gebeuren, daar bovenop die berg…

Dichter bij de aarde gaat het leven ondertussen gewoon door.
Ook daar een vader en een zoon, maar hun werkelijkheid ziet er een stuk minder hemels uit…
Geen heerlijkheid, maar wanhoop. De jongen is ‘bezeten’, hij kan niet spreken en krijgt regelmatig ernstige aanvallen te verduren. De leerlingen van Jezus weten niet wat ze ermee aan moeten. En dan verwijt Jezus ze hun on-geloof…
Ze gelóven natuurlijk wel, de discipelen, maar ze geloven niet goed genoeg…
En “geloven”, dat betekent dus niet dat je altijd alles zeker weet; Geloven betekent: Vertrouwen.

De vader van die jongen die er zo ernstig aan toe is, is de wanhoop nabij.
De leerlingen van Jezus konden hem niet helpen. Hij vraagt of Jezus misschien iets kan doen…
Waarop Jezus zijn beroemde uitspraak doet: ‘Alles is mogelijk voor wie gelooft’
En… doet die man dat? Gelooft die wel?...
Hij doet zich in elk geval niet beter voor dan hij is. Hij zegt niet tegen Jezus: 'O ja, ik geloof; - geen enkele twijfel'… Hij is er heel eerlijk over hoe ingewikkeld hij in elkaar zit:
Hij gelooft wel, maar tegelijk kan hij het niet geloven.
Hij spreekt de beroemde woorden: ‘Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp.’

En wat vindt Jezus daarvan? Jezus vindt het goed.
Je kunt gerust eerlijk tegen Hem zijn, want Hij weet toch al wie je echt bent…

De Bijbel staat vol wonderen. Als wij daarover lezen / horen, dan wordt ons geloof behoorlijk op de proef gesteld. Kan dat allemaal wel?
Wij zien ze niet gebeuren, zulke wonderen; is zoiets misschien niet meer voor deze tijd?
Is God veranderd?

Ellende behoort niet bij Gods goede schepping, maar hoort bij de "chaos" (het "woest en ledig"), die God door zijn scheppingswerk overwint; maar waar de mens door de zondeval de schepping weer aan uitgeleverd heeft. Het mag duidelijk zijn, dat het niet Gods bedoeling is, dat mensen lijden. Hoe zou het anders kunnen, dat Jezus voortdurend bezig is, lijden op te heffen? Het heel-maken van mensen, in de ruimste zin van het woord, maakte het overgrote deel uit van Jezus' werk op aarde.
En heeft de Heer heeft bij het ‘zendingsbevel’, voor Hij ten hemel voer, zijn leerlingen niet opgedragen zijn werk op aarde voort te zetten? De Heer gaf de Zijnen de kracht om wonderen verrichten, om daarmee de verkondiging van het Evangelie te ondersteunen. Dat was toen zo en dat in nu nog zo: We lezen erover in het boek Handelingen, en uit zendingsgebieden komen berichten over net zulke wonderen als in de Bijbelse tijd.
Waarom zien wij niet van die wonderen gebeuren? Gebrek aan geloof?

We willen geloven, dat God mensen geneest, maar onze ervaring is ook, dat niet iedereen waarvoor gebeden wordt ook genezing ontvangt.
(Ook in Jezus' dagen werden trouwens niet alle zieken in het hele land genezen…
maar Jezus heeft nooit tegen iemand gezegd: "Leg je nou maar neer bij je lot, je moet erin berusten.")

Wij zijn vanmorgen natuurlijk naar de kerk gekomen omdat we wèl gelóven!
(Anders bleven we toch zeker gewoon thuis?!)
We zijn hier bij elkaar als kinderen van God, geroepen door de Ene. De God van de Bijbel is ons niet vreemd; we kennen Hem uit de verhalen, met het volk Israël, met zijn Zoon Jezus Christus, met zijn gemeente in de eerste eeuwen. De meesten van ons hebben van kinds af aan die verhalen gehoord. Zo zijn we vertrouwd geraakt met de woorden van de Eeuwige.

En tòch kan het ons overkomen dat het ons aan geloof lijkt te ontbreken…
Daar kunnen allerlei redenen voor zijn…
omdat we niet kunnen geloven dat God na de eerste eeuwen kerkgeschiedenis ermee gestopt is… omdat we God kennen als de God van vrede en recht, maar toch is de wereld nog vol met onvrede en onrecht… omdat andere mensen (en ook wijzelf) ons steeds weer teleurstellen… omdat we vastzitten in vaste patronen van wetmatigheden en door mensen bedachte regels, van inkomsten en uitgaven; van schulden en aflossingen; van ziekte en herstel… naar welke kant zal de balans doorslaan? We zitten vast en komen we er ooit nog uit?
Als het lot van de wereld in de handen van mensen ligt, is er geen hoop…

Wij zijn hier bijeen omdat we ons geroepen weten door een stem die deze wetmatigheden doorbreekt, ‘als water uit de harde steen’.
En van de grote daden van deze God horen we ook vandaag in de genezing van die jongen die in de greep is van een demonische macht. (Hoe je daarin terecht kunt komen, daar zou veel over te zeggen zijn, maar dat onderwerp is veel te groot voor vandaag). Er is sprake van een geest die, zoals zijn vader het beschrijft, de bedoeling heeft de jongen te doden…

Zojuist is Jezus met zijn naaste leerlingen heel dicht bij God geweest, in gesprek met Mozes en Elia. Bij de tocht naar beneden vertelt Hij die leerlingen dat ze daarover niet mogen spreken voor Hij zou zijn opgestaan uit de dood. En dat laatste was iets waar ze met hun verstand niet bij konden: ‘Opstanding uit de doden’, wat bedoelt Hij daar nou mee?!
Dàn laat Markus ons het verhaal horen van die jongen die bezeten is. Niet voor niks horen we hoe daar de menigte vast stelt dat de jongen dood is: hij wordt ‘voor dood achtergelaten’.
Niet voor niks pakt Jezus de jongen vervolgens bij de hand om hem overeind te helpen, net zoals bij het dochtertje van Jaïrus. – ‘En hij stond op.’
In het wekken uit de ‘dood’ van het dochtertje van Jaïrus en van deze jongen wordt aan een goede luisteraar al iets duidelijk van wat er straks staat te gebeuren in Jeruzalem. Het is niet toevallig dat er in beide verhalen een vader is die tot het uiterste gaat om zijn kind te redden. Dat wijst al vooruit naar God de Vader die Jezus bij de hand zal nemen en doen opstaan…
Als de wereld denkt dat het ‘einde verhaal’ is, dan is God er ook nog… de God van ontferming, die zijn kinderen niet vergeet; de Vader die zijn kinderen niet loslaat. Hij wil niets liever dan ons bij de hand nemen om ons te leiden door de zee van chaos; om ons te bevrijden uit de verlammende angst; uit de wetmatigheden die we zelf uitgevonden hebben.
Maar daar moeten we Hem dan wel de ruimte voor geven…

‘Dit soort geesten zijn alleen te verdrijven door gebed’, zegt Jezus aan het slot.
En dat gebed luidt: “Heer, ik geloof… kom mijn ongeloof te hulp!”
Geloof wordt op de proef gesteld door wat we meemaken. Het kan on-geloof worden als je je blind staart op jouw eigen leven, op waar jij het moeilijk mee hebt.
Jezus verlegt de aandacht: naar Hemzelf. God is groter dan jouw problemen.
Hier komen de grenzen van ons eigen kunnen en Gods macht samen.
Als alles alleen van ons afhankelijk zou zijn, zou uiteindelijk toch weer het recht van de sterkste gelden; dan lopen we binnen de kortste keren vast op onze eigen grenzen. Maar de Heer maakt hier duidelijk dat Hij zich niet door onze wetmatigheden laat indammen. Hij laat zijn zorg en liefde niet intomen door afspraken en regels, zijn ontferming is grenzeloos.
‘Want de Geest doorbreekt de grenzen die door mensen zijn gemaakt.’
Ziende naar de vreemdeling in onze straten, of de werkloze die aan de kant staat, of de naaste in het ziekbed, vinden we dan niet een zoveelste last voor onze maatschappij, maar een kans om Gods ontferming gestalte te geven. Er is een voortdurend kloppen van God aan de poort van ons hart.
Te midden van alle chaos, te midden van ellende, ziekte en dood spreek ik uit dat ik geloof, en vraag ik God of Hij mijn ongeloof te hulp komt.

Alles verandert, de hele wereld, de Kerk, wijzelf… maar God is niet veranderd. Hij blijft altijd Dezelfde.
Als niet het hele Evangelie serieus genomen wordt, is het gevolg: een krachteloos geloof, dat bij het minste of geringste wankelt. Wat hebben we eraan, als er een overvloed aan genade en kracht in Christus is, wanneer wij niet in geloof tot Hem komen en het ons toe-eigenen?
Wij zijn niet machteloos. ‘Doe de wapenrusting van God aan’… om stand te houden tegen de listen van de duivel:
De waarheid als gordel; de gerechtigheid als een pantser; de inzet voor het Evangelie van de vrede als schoeisel; het schild van het geloof, om de brandende pijlen van de Boze af te weren; de helm van het heil, om je hoofd, je gedachten te beschermen; en het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord; en het sluitstuk van de geestelijke wapenrusting is het Gebed.
Gebed is een machtig wapen. In het slot van de Brief aan de Efeziërs wordt er van uit gegaan, dat er een kosmische strijd aan de gang is, dat een feit. Er is meer tussen hemel en aarde dan wij zomaar kunnen waarnemen. Wie in Jezus geloven worden in die strijd betrokken, of we dat nou leuk vinden of niet. Daarom moeten we de wapenrusting van God aan doen.
Door te volharden in het gebed, nemen we met succes deel aan Gods strijd tegen de boze machten die deze wereld in hun greep houden.
Jezus is Overwinnaar.

Amen.