woensdag 7 mei 2014

Wegwijzer

'Het woord dat voortkomt uit mijn mond… keert niet vruchteloos naar Mij terug,
niet zonder eerst te doen wat Ik wil en te volbrengen wat Ik gebied' (Jesaja 55:11)

Christenen zeggen dat de Bijbel het Woord van God is.
Maar wie zegt me dat dat waar is? Kun je dat bewijzen?
Is het niet gewoon een boek dat in de loop van eeuwen door mensen is geschreven en verzameld? En staat de Bijbel niet vol tegenstrijdigheden? Kun je er niet alle kanten mee op?
En een boek dat al zo vaak is overgeschreven en vertaald, daar moeten toch wel fouten in staan…

‘De Eeuwige sprak tot Abraham…’ ‘En God sprak tot Mozes…’
In de Bijbel kun je lezen wat mensen hebben gehoord.
Maar hoe kun je weten of ze het goed hebben gehoord?
Hoe wisten ze nou dat het God was die tot hen sprak?

>> Nooit is een profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest. (2Petrus 1:21) << schrijft Petrus…

De apostel Petrus legt er in zijn Brief grote nadruk op, dat hij ooggetuige is geweest van de heerlijkheid van Jezus. Hij heeft het niet van horen zeggen; hij heeft de hemelse heerlijkheid met eigen ogen gezien en Gods stem met eigen oren gehoord. Zijn verkondiging is dáárop gebaseerd; en niet op ‘mythen’, niet op menselijke verzinsels.
Dan wijst Petrus op de profetieën.
Die zijn betrouwbaar, zegt hij met grote stelligheid en je doet er wijs aan goed op te letten,
- waarop?: hoe God zijn beloften vervult.
Het doel waarvoor Petrus zijn Brief schrijft, is: de gemeente herinneren aan de boodschap van de apostelen. Ook als er geen ooggetuigen meer zijn, moet de gemeente toch hun getuigenis blijven vasthouden. Wat de apostelen hebben verkondigd, moet als een levende boodschap in de gemeente gehoord blijven worden; het profetische woord daar hééft de gemeente wat aan, met het oog op de situatie waarin zij zich bevindt. In deze verwarrende wereld en in de onzekerheid van de tijd geeft het woord van de profeten inzicht in Gods plannen en in zijn bedoelingen.

Er wordt in de wereld heel wat beweerd en er wordt van alles als waarheid aangeprezen. Waarom nou juist de Bijbel? Omdat, zegt Petrus, de auteurs van de Bijbelboeken niet uit eigen beweging spraken, niet op eigen gezag, maar gedreven werden door de Heilige Geest.

‘Woord van God’ is geen statisch begrip, zoals de woorden in een woordenboek… het is in beweging, het is het ‘Levende Woord’. In Jesaja 55 lazen we, dat Gods Woord altijd wat uitricht. Als Gods Woord klinkt, dan gebeurt er wat, net als toen God de aarde schiep en alles tot leven riep; het Woord van God doet wat God wil, het ‘volbrengt wat God gebiedt’.

'Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven'
(2Tim. 3:16)

De apostel Paulus schrijft een brief aan Timotheüs, om zijn jonge medewerker te versterken.
Timotheüs is aangesteld als leider van de gemeente van Efeze. Paulus heeft hem daar achtergelaten en zijn taak is om er op toe te zien dat de gelovigen daar bij de waarheid blijven.
Er zijn in Efeze mensen die het beter menen te weten, die een afwijkende leer prediken en daar mensen mee beïnvloeden; en natuurlijk heeft dat effect op Timotheüs; je kunt je goed voorstellen, dat hij minder zeker wordt in zijn optreden. Timotheüs zal gemerkt hebben, dat hij niet zoveel gezag heeft als Paulus.
Paulus bemoedigt hem en stimuleert hem om op te treden. Want Timotheüs heeft zijn gezag niet van zichzelf, maar van de Here Jezus. Niet zijn woorden, maar Gods Woord heeft gezag.

Gezag wordt ter discussie gesteld; in onze tijd zie je dat sterker dan ooit. Nee, ik ga niet allerlei mensen nu wat verwijten, maar de situatie beschrijven van de tijd waarin we leven.
Veel kinderen hebben geen respect meer voor hun ouders. Leraren op school hebben geen gezag meer tegenwoordig; als een minister een uitspraak doet, staan er korte tijd later een hele hoop berichten op twitter die hem de grond in boren; politie heeft tegenwoordig geen gezag meer, maar wordt regelmatig belemmerd in het uitvoeren van z’n taak; en wat te denken van de scheidsrechter op het voetbalveld…
Gezag wordt ter discussie gesteld. Overal kun je vraagtekens achter zetten. In de tweede helft van de 20e eeuw ontstond er een ware gezagscrisis.

Maar ten diepste is het nooit anders geweest.
Mensen zijn rebellen. Ze nemen niet zo maar iets op gezag aan. In feite ziet dat al vanaf de eerste bladzijden van de Bijbel.
De mens is geschapen om bondgenoot van God te zijn in het zorgen voor de schepping. God heeft volgens Genesis 1 en 2 de mens een andere positie gegeven dan de andere schepselen. Anders dan alle andere levende wezens hebben mensen verantwoordelijkheid.
God heeft de mens in Genesis 2 aanwijzingen gegeven; maar in Genesis 3 zegt iemand: “God zegt dat wel, maar…”; de Tegenstander maakt de mensen wijs dat God ze klein wil houden; dat het misschien niet helemáál waar is wat Hij zegt, of in elk geval niet volledig… en de mens… die heeft daar wel oren naar. Want ‘kennis is macht’.

Hoe weet je of God echt te vertrouwen is…?
Dat kun je alléén maar weten door het met Hem te wagen…

De eerste vijf boeken van de Bijbel vormen de Tora. Dat Hebreeuwse woord wordt meestal vertaald met Wet.
Wat gebeurt er als je de wet overtreedt? Vaak gebeurt er dan helemaal niets! Je moet natuurlijk wel eerst gepakt worden. Dan krijg je een bekeuring of een andere straf.
Mensen zijn rebellen, dus ze houden niet zo erg van wetten; die beperken je vrijheid.
Bij het woord ‘wet’ denken wij meteen aan het Romeins recht: als je de regels overtreedt, staat daar een bepaalde straf tegenover. Als het woord Tora dan vertaald wordt met ‘Wet’, worden we daardoor we op het verkeerde been gezet. Het woord Tora kan beter vertaald worden met ‘wegwijzer’ dan met ‘Wet’. Gods geboden zijn ‘aanwijzingen’, ze wijzen de weg naar een goed en gezond leven; ze beperken je niet in je vrijheid maar helpen je juist om je te ontplooien en tot je doel te komen!
Gods Woord is een wegwijzer. Als ik naar de stad Groningen wil en er staat bij de provinciale weg dat ik rechtsaf moet, kàn ik zeggen: ‘Mooi niet, ik ga linksaf!’ En dan kom ik bij de weg naar Zoutkamp en dan staat er weer zo’n bord dat zegt dat ik de andere kant op moet naar Groningen. ‘Dat maak ik zelf wel uit’, zeg ik dan, ‘ik laat me niet de wet voor schrijven.’ En ik rijd rechtdoor, over Lauwersoog.
Het volgen van wegwijzers is natuurlijk niet verplicht, de andere kant uitgaan is niet strafbaar, alleen ligt het niet voor de hand dat je dan toch je bestemming bereikt…..
Zo is het ook met Gods Woord. Is het verplicht om je daar aan te houden en Gods aanwijzingen te volgen? En als je dat bewust níet doet, word je dan opeens door de bliksem getroffen? Waarschijnlijk niet.
Maar God heeft ons zijn Woord gegeven omdat Hij ons liefheeft en wil dat we goed terecht komen!

Paulus wist zich / Timotheüs wist zich geroepen om het Woord van God te roepen. Ze gaven niet hun eigen mening; ze spraken niet op eigen gezag, net zo min als de profeten van weleer.
Wie zich geroepen weet om het Woord van God te verkondigen wordt met zijn gezag bekleed.
Dat is ook de betekenis van de toga die ik draag terwijl ik preek; zodat iedereen zien kan dat ik niet spreek op eigen gezag. U hoeft mij niet te geloven omdat ik het zeg.
Als het Woord van God klinkt, kan iedereen die hoort zelf besluiten of hij er gehoor aan geeft. Dat is niet verplicht. Het is wel aan te raden. Wees wijs. Want: elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven.

Muggeziften

Weet u waar de uitdrukking ‘muggenziften’ vandaan komt? Uit de Bijbel: Mattheüs 23.
Daar is de Heer in discussie met Farizeeën en Schriftgeleerden. Omdat Jezus nogal eens met hen in discussie is, hebben zij in de christelijke traditie een heel slechte naam gekregen, maar dat hebben zij hélemaal niet verdiend. ‘Farizeeën’ zijn de orthodoxe stroming, degenen die waken over de zuiverheid van de Joodse godsdienst. De manier van discussiëren die we in de evangeliën tegenkomen, is in het Jodendom heel normaal. Dat Jezus met Farizeese schriftgeleerden debatteert, is een teken dat Hij theologisch met hen verwant is. (Met de Sadduceeën bijvoorbeeld viel niet te discussiëren.) Ook al blijven sommigen van de Farizeeën volgens de maatstaf van Jezus geestelijk en moreel ver onder de maat, zegt Hij in het begin van Mattheüs 23 (vers 2) nadrukkelijk:
‘De schriftgeleerden en de Farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar’ (‘maar handel niet naar hun daden…’)
De Here Jezus zegt in het begin van de Bergrede (Mattheüs 5): 'Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel (het kleinste lettertje of streepje) van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. Wie dus ook maar een van de kleinste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan. Want Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.'

Maar terug naar dat ‘muggenziften’. In Mattheüs 23 vaart Jezus uit tegen de Schriftgeleerden en Farizeeën en zegt tegen hen: 'Blinde leiders zijn jullie, die uit hun drank de muggen zeven, maar een kameel wegslikken!' Het doorslikken van een mug werd bezwaarlijk geacht door orthodoxe joden, omdat dan de wet overtreden werd dat men geen bloed mocht eten; Jezus zegt dan tegen hen, dat ze weliswaar een mug uitzeven, maar dat ze een kameel doorslikken; met andere woorden: ze maken zich druk over kleine dingen – die op zichzelf niet onbelangrijk hoeven te zijn! –, terwijl ze grote dingen veronachtzamen. Men zou het ene moeten doen èn het andere niet nalaten!

In Markus 7 wordt verteld, dat er geleerden uit Jeruzalem en Judea naar Galilea gekomen zijn. In de meeste Bijbelvertaling staat dat het “Joden” waren. Dit kan heel verwarrend zijn, omdat de meeste mensen niet weten, dat er een groot verschil was tussen Judeeërs en Galileeërs. Afgaand op de vertaling, zijn er zelfs theologen tot de conclusie gekomen, dat er in het Nieuwe Testament anti-joodse, antisemitische tendensen zijn!
‘De Joden’, Judeeërs wordt dus bedoeld, woonden in het Zuiden, in de omgeving van Jeruzalem. De religieuze mensen in Judea hadden andere gewoonten dan de mensen in Galilea. Galileeërs werden door hen veracht en als halve heidenen beschouwd.
De mensen die uit Jeruzalem en omgeving gekomen zijn, constateren, dat de discipelen niet hun handen “wassen” voor de maaltijd, zoals de mensen in Judea dit gewend zijn.
Het is niet erg fris, om niet eerst je handen te wassen voordat je gaat eten. Maar hier gaat het niet over een reinigende wassing, maar over een rituele wassing, waarmee zij hun handen heiligden voordat zij het brood aanraakten. Voordat zij daarvan gingen eten, lieten zij eerst wat water uit hun ene hand over de andere hand lopen en daarna uit de andere hand over de ene hand. Zij overgoten dus om beurten hun linker- en hun rechterhand. Een voorschrift dat alleen voor priesters gold, maar dat later werd uitgebreid naar niet-priesters. De geleerden die uit Jeruzalem en Judea gekomen zijn en helemaal vertrouwd zijn met deze gewoonten, ontdekken, dat de discipelen van de Here Jezus niet dezelfde rituelen naleven als zij. Een voorschrift dat door God alléén was voorgeschreven voor priesters werd uitgebreid naar niet-priesters. Geen voorschrift van God Zelf dus, maar een menselijke inzetting, in die dagen een paar eeuwen oud en tot de dag van vandaag door orthodoxe Joden stipt nageleefd. Dat klopt precies met wat de Judeeërs tegen Jezus zeggen: ‘Waarom houden uw leerlingen zich niet aan de tradities van onze voorouders en eten ze hun brood met onreine handen?’
Het gaat hier dus helemaal niet over de toepassing van de wet van Mozes. Het gaat om toepassing van de regels van de geestelijke leiders in Jeruzalem. En dáár maakt Jezus korte metten mee: ‘De geboden van God geeft u op, maar aan tradities van mensen houdt u vast’!

Maar doen wij niet precies hetzelfde?!
Het christendom heeft de eeuwen door geleerd, dat Christenen ‘niet leven onder de Wet, maar onder de genade’. De eeuwen door zijn gelovigen zo geprogrammeerd, dat ze dat slikken voor zoete koek: ‘De Wet is niet meer van kracht.’ Wij bepalen zelf wel, wat nog wèl van kracht is en wat níet: de Tien Geboden wel (althans tot op zekere hoogte, want wie heiligt de Sabbat?); de rest natuurlijk niet, de ‘ceremoniële wet’ is afgeschaft. Hoewel de Heer Jezus toch met grote nadruk zegt: ‘Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen.’
Ik zei het al: Als de waarheid van Gods Woord in het geding is, zijn er geen onbelangrijke dingen, maar luistert het nauw. Vertalen is een riskante zaak. Een bepaalde vertaling kan ons helemaal op het verkeerde been zetten.

‘Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen.’ – lastige tekst…
Verder lezen we door de bril van de christelijke traditie toch echt overal dat de Wet is afgeschaft?
In Efeziërs 2 zegt Paulus, dat wij, gelovigen uit de heidenen, de niet-Joden, eerst géén deel hadden aan het burgerschap van het volk van God, maar nu door het bloed van Jezus wèl. Want door zijn dood heeft Hij de scheidsmuur tussen Joden en heidenen afgebroken, namelijk precies die inzettingen en bepalingen die scheiding maakten tussen wie wel en wie niet bij het volk van God hoorden. (En daarom kon de Jood Simon Petrus bij de Romeinse hoofdman Cornelius binnengaan zonder daardoor onrein te worden.) Maar in Efeziërs 2 staat natuurlijk niet dat Jezus door zijn dood de Tora buiten werking heeft gesteld! (En dan ook inclusief de Tien Geboden; wel consequent zijn, graag.)

In Markus 7:19 horen we als conclusie van Jezus’ tirade tegen een bepaalde groep Farizeeën en Schriftgeleerden: ‘Zo verklaarde Hij alle spijzen rein’.
Op de website van een bepaald kerkgenootschap stond het volgende in een preek over deze tekst: “…en zo verklaarde Hij alle spijze rein. Gemeente, probeert u zich eens in te denken hoe schokkend dat is als Jezus dat zegt! Dat Hij zomaar de wet van Mozes verandert: de spijswet is voortaan niet meer van belang! Je hoeft niet meer kosjer te eten, want in plaats van het reine of onreine eten gaat het om jezelf! Onrein voedsel raakt je innerlijk niet, en daarom hebben de spijswetten wat Jezus betreft geen betekenis!”
Inderdaad ja… dat zou wel heel erg schokkend zijn: als de Zoon van God echt gezegd zou hebben, dat je voortaan rustig datgene kunt eten, wat Zijn Vader zo nadrukkelijk verboden heeft! Dat zou strijdig zijn met alles wat Jezus verder gezegd heeft.
Zo heeft toen ook geen van zijn theologische tegenstanders het opgevat, anders hadden zij Hem dezelfde dag nog terecht als wetsovertreder kunnen aanklagen. Maar dat deden ze niet.

Het gáát in Markus 7 helemaal niet over de vraag, of de volgelingen van Jezus ook niet-koosjer voedsel mochten eten. Jezus heeft het hier ook helemaal niet over rein of onrein vlees, maar over voedsel in het algemeen; en over de wijze van brood eten in het bijzonder. En Hij had het daar alleen over koosjer etende Joden en niet over zwijnenvlees etende Galliërs.
Uit de voedselwetten in de Tora blijkt, dat alle dieren die de Eeuwige geschapen heeft weliswaar goed en nuttig zijn, maar dat niet alle dieren bedoeld zijn als voedsel voor de mens. Als we in de Bijbel het woord “voedsel” tegenkomen, dan heeft dit daarom altijd uitsluitend betrekking op geoorloofde diersoorten en plantaardig voedsel.

Jezus hield Zich – zoals Hijzelf nadrukkelijk zei – in alles aan de wet van Mozes. Hij heeft dus nooit een stukje varkensvlees of paling gegeten en Hij zei ook niet, dat zijn leerlingen dit mochten eten. Als de Heer ‘alle spijzen rein verklaarde’, kan het vlees van die dieren daar nooit onder vallen, want dat is voor Hem en zijn hoorders helemaal geen voedsel. Dat hadden ze ook helemaal niet in huis! Net zo min als er iemand in de kerk is die nu het besluit neemt om vanmiddag vlees van honden of van slangen te gaan eten. Dat is in onze beleving geen voedsel; ook al weten we wellicht dat het in Oost-Azië als een delicatesse beschouwd wordt.

Wat verklaart Jezus hier dan wèl? Hij verklaarde, dat als Joden zonder rituele begieting van hun handen aten, zij zich niet verontreinigden. Dat is het enige waar het hier over gaat. De reinheid zit namelijk niet in het begieten van je handen met water, maar in je hart!

Nooit zegt de Heer, dat je je aan bepaalde geboden van zijn Vader niet meer hoeft te houden.
Altijd zegt Hij tegen de geleerden uit zijn omgeving, dat ze niet consequent zijn en dat ze niet ver genoeg gaan in hun naleving van Gods geboden! Aan hen die zichzelf beschouwen als de handhavers van de rechte leer, vraagt Hij of ze alsjeblieft niet zichzelf, maar het Woord van God serieus willen nemen! Het gaat niet om menselijke tradities, het gaat om je hart:
Slechte gedachten, ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, laster, hoogmoed, dwaasheid, díe maken een mens onrein.
Dáárvan willen Gods geboden ons bevrijden.

Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen Mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Op die dag zullen velen tegen mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet vele wonderen verricht in uw naam?” En dan zal Ik hun rechtuit zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, wetsverkrachters!”
Wie deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een verstandig man, die zijn huis bouwde op een rots. Toen het begon te regenen en de bergstromen zwollen, en er stormen opstaken en het huis van alle kanten belaagd werd, stortte het niet in, want het was gefundeerd op een rots. En wie deze woorden van mij hoort en er niet naar handelt, kan vergeleken worden met een onnadenkend man, die zijn huis bouwde op zand. Toen het begon te regenen en de bergstromen zwollen, en er stormen opstaken en er van alle kanten op het huis werd ingebeukt, stortte het in, en er bleef alleen een ruïne over.’
Toen Jezus deze rede had uitgesproken, waren de mensen diep onder de indruk van zijn onderricht;
want Hij sprak hen toe als iemand met gezag, en niet zoals hun schriftgeleerden.

vrijdag 28 februari 2014

'Het waardige ambt van dominee...'

Het waardige ambt van dominee
valt ongetwijfeld lang niet mee
Wat dominee ook zegt of doet –
hoe hij ook preekt, ’t is zelden goed.

Neemt hij al 'A' voortdurend in
'B' doet hij vaak niet naar den zin.
‘Hij schreeuwt’ zegt men, als hij preekt luid.
Is het zacht, ‘’t komt er eentonig uit!’

Is hij wat levendig van aard,
dan wordt hij als ‘nerveus’ verklaard,
doch is hij rustig, nimmer boos,
dan heet het: ‘Hij is levenloos!’

Indien zijn haar is peper-zout,
dan vindt men de dominee te oud.
Is hij een jong, dus jeugdig man,
‘Ervaring’, die ontbreekt hem dan.

Werpt hij van het oude iets omver,
dan is hij revolutionair!
Heeft hij integen ’t oude lief,
dan heeft hij geen ‘initiatief’.

Hij preekt ‘vervelend’, wanneer bleek,
dat hij niet houdt uit het hoofd zijn preek.
Preekt hij uit het hoofd, als hij dan kan,
dan is het een oppervlakkige man.

Maakt hij bij het preken veel gebaar,
dan is hij acteur zowaar.
Doch houdt hij de armen strak aan ’t lijf,
dan is hij droog en saai en stijf!

Is hij veel thuis, werkt hij aan zijn preek,
geeft hij om huisbezoek geen steek.
Doch gaat hij dikwijls op bezoek,
dan staat hij als ‘drijver’ te boek!

Bezoekt hij veel een arme man,
‘Een socialist’ noemt men hem dan!
Wendt hij tot de rijkdom zijn schreê,
is hij een geldzak-dominee!

Men merkt dus wel: ’t valt lang niet mee,
het wondere ambt van dominee!

Volmaakt zijn

Er zijn mensen die zeggen dat Jezus geboden van God buiten werking gesteld heeft, ongeldig verklaard. Allerlei zaken uit het ‘Oude Testament’ (de naam zegt het al) zijn natuurlijk niet meer voor deze tijd… In onze tijd zijn er mensen die dat denken en in de tijd dat het Evangelie speelt waren ze er óók al.
Het tegendeel is het geval; vandaar dat Jezus in Mattheüs 5 heel direct zegt: 'Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen.'
En: 'Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn.'
Elk gebod, ja elke letter, elk leesteken blijft van kracht.

Jezus komt de geboden van zijn Vader niet afschaffen – hoe zou dat kùnnen! –, Hij komt ze ‘vervullen’; dat betekent: tot hun eigenlijke bedoeling terugbrengen.
Mattheüs heeft in hoofdstuk 5-7 van zijn Evangelie uitspraken van Jezus genoteerd die bekend staan als de ‘Bergrede’. Op de Berg gaf God zijn geboden aan zijn volk. Op een berg legt Jezus de bedoeling van Gods geboden uit.
Er bestaat geen enkele tegenstelling tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament; allebei evenzeer Woord van God. In Mattheüs 5 wòrdt ook geen enkel gebod opgeheven! Jezus gaat voort op de weg die God wijst. ‘Tora’, doorgaans vertaald met ‘Wet’ betekent eigenlijk ‘wegwijzer’

Toen God zijn volk de geboden gaf, waren ze net een volk van vrije mensen geworden; bevrijd uit de slavernij. In de tijd waarin het Evangelie speelt, zijn ze dat niet. Het land is ingelijfd in het Romeinse Rijk.
De Romeinse overheersing leidt tot uiteenlopende reacties:
- Er zijn mensen natuurlijk mensen die er moedeloos van worden en hun geloof dreigen te verliezen
- Er zijn mensen die vinden dat je de situatie maar moet accepteren en je aanpassen
(de Sadduceeën, waar de meeste priesters toe behoren; de grootgrondbezitters, de tollenaars
- Er zijn mensen die zich met geweld verzetten en aanslagen plegen (de zeloten)
- Er zij ook mensen die gematigder zijn, zoals de Farizeeën: zij strijden voor het Joods-eigene;
ze zeggen te zweren bij Gods geboden en hebben een grondige afkeer van de heidenen.

Jezus is voor zijn tijdgenoten moeilijk te plaatsen, maar ongetwijfeld staat Hij het dichtst bij de Farizeeërs!
Er zijn er met wie Hij echt op goede voet staat:
- Nicodemus komt naar Hem toe voor een diepgaand gesprek en verdedigt Hem later
- Jezus wordt bij een hooggeplaatste Farizeeër voor de maaltijd uitgenodigd
- Er zijn Farizeeërs die Hem komen waarschuwen voor Herodes…

De Farizeeërs in Jeruzalem waren de eersten die zelf de teksten begonnen te bestuderen om zo de wil van God te leren kennen: de Bijbel is voor iedereen, niet alleen voor profeten en priesters; ieder mens kan proberen de wil van God te ontdekken door de tekst zelf te bestuderen. Ze zijn net zo revolutionair als de Reformatoren van de 16e Eeuw.
De manier van discussiëren in de Evangeliën is in het Jodendom heel normaal. Dat Jezus voortdurend met Farizeese schriftgeleerden debatteert, is juist een teken dat Hij theologisch met hen verwant is. Met Sadduceeën heeft Hij niets gemeen, daar valt niet mee te praten.
Wel blijven sommige Farizeeërs in zijn ogen geestelijk en moreel ver onder de maat en veroordeelt Hij hen omdat ze huichelaars zijn en omdat ze het gewone volk minachten, maar elders in het Evangelie zegt Hij toch heel duidelijk (Mt. 23:2):
‘De schriftgeleerden en de Farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar’.
Hun Wetsgetrouwheid gaat Hem juist niet ver genoeg! In veel gevallen is Jezus strenger in de uitleg van de geboden. Het Woord van God moet niet aangepast worden of op bepaalde punten ongeldig verklaard.

- Het gebod luidt: ‘Pleeg geen moord’. – en Ik zeg jullie dat je het gebod al overtreedt als je je broeder of zuster haat of uitscheldt.
- Het gebod luidt: ‘Pleeg geen overspel’. – en Ik zeg zelfs: wie naar een vrouw van een ander kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd.
- Het gebod luidt: ‘Leg geen valse eed af’, – en Ik zeg jullie dat je helemaal niet moet zweren… Laat je ja ja zijn, en je nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad.
- en: Heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel.

Wat een radicale boodschap; ongehoord!
Jezus radicaliseert het gebod; Hij breidt de reikwijdte ervan juist uit in plaats van het te beperken. Andere Schriftgeleerden verwijt Hij op een bepaald moment, dat zij ‘het Woord van God krachteloos maken’. Jezus zegt in Mattheüs 5:20): 'Als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.'
‘Gerechtigheid’, dat betekent niet: eerlijk afwegen en ‘ieder het zijne geven’
Gerechtigheid betekent volgens de Bergrede van Jezus: ‘Meer doen dan het gewone’.

De neiging die bestaat om de Bergrede niet letterlijk te nemen, doet op geen enkele manier recht aan Jezus’ woorden. Het betekent alleen maar dat Hij niet serieus genomen wordt. Jezus is er heel duidelijk over dat Hij bedoelt wat Hij zegt; je kunt het het beste maar doen. Zoals Jezus Zelf aan het einde van de Bergrede zegt, in hoofdstuk 7: wie zijn woorden hoort en ze niet doet is als een man die bouwt op het zand, zonder fundament; maar wie zijn woorden hoort en ze ook doet, is als een man die bouwt op de rots.

Kunnen we dat dan? Kunnen wij doen wat Jezus zegt?
'Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is' (Mt. 5:48); dat is het doel.
Dat lijkt een onhaalbare, onmenselijke opgave. Alleen Jezus is volmaakt, wij niet.
Er is maar één reden waarom Jezus niet zondigt: omdat Hij voor 100% op God gericht is; omdat Hij helemaal niets anders wil dan de wil van zijn Vader doen.
Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is. Dat is het doel.
Het is allereerst een belofte, net als in Jeremia 31: 'Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de HEER kennen,” want iedereen, van groot tot klein, kent Mij dan al – spreekt de HEER.'
De hele mensheid is in zonde gevallen; maar vallen dat betekent niet dat je moet blijven liggen! ‘Volmaakt’ betekent in Mattheüs 5:48: volledig, onverdeeld, mensen uit één stuk, op één doel gericht.
Jullie, zegt de Heer, de armen van geest, het zout der aarde, het licht der wereld, jullie krijgen de weg van Gerechtigheid gewezen. Doe wat Ik zeg en je komt tot je bestemming. Geef je voor 100% en je zult volmaakt zijn. Dus niet: ‘Zorg dat je volmaakt wordt’, maar: ‘Doe wat Ik zeg, dan zorg Ik dat je volmaakt wordt’!
Wat Jezus zegt tot de Zijnen, komt hier op neer: ‘Jullie zullen – ondanks je gebreken – op één doel gericht zijn: het volbrengen van Gods wil, op weg naar zijn Koninkrijk’. Dat Koninkrijk is al begonnen: in Jezus Zelf is het alvast in één Persoon op aarde gerealiseerd. Daarom is ons werken niet zinloos. Er is Toekomst.
Maar ik geloof dat de kerk in ons land alleen toekomst heeft als we ons intensief aan het gebed gaan wijden en voor 100% voor God gaan leven i.p.v. wereldgelijkvormig te zijn.

maandag 20 januari 2014

Kerk tegen Israël

Ik vind het bedroevend wanneer de Protestantse Kerk in Nederland steeds maar wil opkomen voor ‘internationaal recht’. Theologen schijnen zichzelf tegenwoordig steeds vaker te beschouwen als juridische specialisten; of ze doen niet anders dan zovelen: nababbelen wat ze in de media horen.
Ik ben als predikant werkzaam in een kerkgemeenschap die steeds meer wordt beïnvloed door de Palestijnse bevrijdingstheologie van Sabeel. In deze theologie wordt niet langer uitgegaan van een Bijbelse verbondenheid van het Joodse volk met het Heilige Land. Vervolgens wordt de Bijbel er aan de haren bijgesleept om het eigen gelijk te onderstrepen.
Vanwege de landelijke kerk is steeds vaker te horen, dat we onze Israëltheologie moeten herzien. Theologen menen met de Bijbel in de hand te kunnen beweren dat de Landbelofte, door de Eeuwige in de Heilige Schriften van Israël (die door de Christelijke Kerk ten onrechte worden aangeduid als “Oude Testament”) vele tientallen malen herhaald, nu niet meer geldt. Conclusie: het Nieuwe Testament verklaart het Oude Testament ongeldig???
De Kerk moet zich niet laten leiden door slogans uit het politieke debat of uitspraken van de Verenigde Naties. Zij heeft uitsluitend de roeping de beloften van God te proclameren, opdat iedereen hoort dat God nooit op zijn beloften terugkomt. Als dat wel zou kunnen, welke garantie is er dan dat Hij zijn beloften uit het Nieuwe Testament niet op zeker moment weer intrekt en het bloed van Christus ons toch niet reinigt of zo, omdat de Kerk het heeft verbruid in haar pikzwarte geschiedenis?
God heeft Israël eens en voorgoed als zijn volk uitverkoren en de landbelofte geldt onverkort voor het gebied dat de Eeuwige ooit aan Abraham, Isaäk en Jakob heeft toegewezen. Anders blijkt Hij onbetrouwbaar te zijn en is Hij dus geen God.