zondag 30 oktober 2016

preek Openbaring 20

2Petrus 3:8-18; Openbaring 20:1 – 21:1a

Broeders en zusters in onze Heer Jezus Christus,

Het gaat vanmorgen over ‘De Dag des Oordeels’. Dat is wel een erg serieus onderwerp.
Toch wordt het geen ‘hel-en-verdoemenis-preek’. Ik weet niet of u veel preken van die soort hebt gehoord… maar dat is niet op z’n plaats. De apostel Paulus zegt namelijk heel stellig (in
het begin van Romeinen 8): ‘Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn.’ Er is dus maar één vraag die van levensbelang is, ja van Eeuwig belang: of je ‘in Christus Jezus’ bent.
Ik weet niet of hier vanmorgen veel mensen zijn die alleen maar voor zichzelf willen leven en het niet van Gods genade verwachten; die denken dat zij geen genade nodig hebben, maar het zelf wel redden…?! Dat moet je bij jezelf even nagaan!

We lazen uit het laatste gedeelte van het boek ‘Openbaring’.
Voor veel gelovigen is het laatste boek van de Bijbel een duister boek. Dat is erg jammer, want de bedoeling van het Boek is juist het tegenovergestelde; dat zie je al meteen aan de naam van het boek: ‘Openbaring’, dat betekent dat er iets wordt onthuld, bekendgemaakt. Maar omdat het geschreven is in een heel andere tijd en cultuur dan de onze en bovendien is doordrenkt van door en door Joods gedachtengoed, is het voor ons niet zomaar duidelijk. (Iets dat in feite geldt voor de héle Bijbel: het is misgegaan, toen de Kerk ervoor koos om zichzelf te “ontjoodsen”.)
Het laatste Bijbelboek is zo lastig, daarom wagen velen zich er maar niet aan.
Ik betwijfel dan ook of u al veel preken uit het boek Openbaring heeft gehoord…

Het laatste Bijbelboek is een Troostboek voor de volgelingen van Jezus. Wie Jezus volgen, zullen Hem ook volgen in zijn lijden… om Hem ten slotte te volgen in zijn Verheerlijking!
Maar eerst moet de mensheid door het Oordeel heen; de Kerk van alle eeuwen belijdt dat de Heer ‘komen zal om te oordelen de levenden en de doden.’
Dat vinden mensen niet zo fijn klinken: ‘Oordeel’. Maar bedenk dit: als er géén Oordeel kwam, zou dat betekenen dat Kwaad en Onrecht maar eeuwig door konden gaan!

Het boek Openbaring is geschreven om mensen die lijden in dit aardse ‘tranendal’ te bemoedigen, op te beuren.
Johannes kreeg te zien wat wij niet kunnen zien: God is Heer over heel de wereld en ook over de Toekomst. Al zou je het soms níet zeggen als je kijkt naar de ellende in de wereld, God houdt de wereld in zijn hand; al het kwade zal Hij overwinnen; Hij zal zijn doel met zijn schepping bereiken. Daarover worden wij geïnformeerd.
Dat de Heer zal wederkomen om te oordelen de levenden en de doden is voor wie de Apostolische Geloofsbelijdenis kent algemeen bekend. Dit wordt in de Kerk vanouds geleerd.
Toch bestaat er veel onkunde en misverstand over dit onderwerp. Zo denken velen dat God de Vader, de Almachtige, tijdens het laatste Oordeel op de rechterstoel zou zitten en dat Jezus als een soort advocaat zou fungeren om te pleiten voor de Zijnen. Want in Hebreeën 7 lezen ze: “Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.” Op dit moment pleit Hij inderdaad bij Zijn Vader voor de gelovigen, maar dat doet Hij niet op de Dag des Oordeels, want dan is het namelijk niet Zijn Vader maar Jezus Zelf, die op de rechterstoel zal zitten ‘om te oordelen de levenden en de doden’.
Zowel de levenden als ook de doden zullen eens voor Zijn rechterstoel moeten verschijnen, maar niet op dezelfde dag!
Het Oordeel van God over de wereld is eigenlijk een ‘driefasenplan’:
(1) is de voorselectie, (2) is het oordeel over de levenden en (3) is het oordeel over de doden.

- Ten eerste: De ware Gemeente van Jezus Christus, die geënt is op de Edele Olijf, komt helemáál niet in het oordeel; want zij zijn al gered.
- Het tweede deel, het oordeel over de levenden, wordt beschreven in het zeer bekende slot van Mattheüs 25, over ‘de schapen en de bokken’: bij zijn wederkomst, nadat Hij eerst zijn volk Israël gered heeft van al zijn vijanden, zullen alle heidenen die Hem niet kennen voor Zijn rechterstoel worden geleid, om geoordeeld te worden op grond van de houding die zij hebben aangenomen tegenover de Zijnen (‘wat u voor mijn broeders en zusters gedaan hebt (of niet), hebt u voor Mij gedaan.’)
- In de derde fase van het Oordeel dat God over de mensheid zal vellen, gaat het over het ‘Laatste Oordeel’, na de ‘Tweede Opstanding’.
De ‘eerste opstanding’, de opstanding ten leven, zal plaatsvinden direct bij de Wederkomst van Jezus en dan volgt het duizendjarig vrederijk.
Alle doden, die géén deel hadden aan de ‘eerste opstanding’ zullen ná het duizendjarig vrederijk worden opgewekt om voor de Troon te verschijnen. Dit is de ‘tweede opstanding’, de opstanding ten oordeel, waarover de profeet Daniël al heeft gesproken:

“Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, sommigen tot eeuwig leven en anderen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen” (Daniël 12:2).
Dit wordt in het Evangelie door Jezus Zelf herhaald (Johannes 5:28v): “de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel” (Joh. 5:28v).
Het lijkt alsof de Opstanding der doden en de Dag des Oordeels inderdaad ook maar letterlijk één dag zouden omvatten! Maar uit het slot van het boek Openbaring wordt ons duidelijk, dat dit niet het geval is, maar dat er een periode van duizend jaren tussen de eerste en de tweede opstanding ligt; dat het oordeel over de levenden, zoals beschreven in Mattheüs 25, vóór het Messiaanse vrederijk zal plaatsvinden, en het oordeel over de doden pas ná deze duizend jaren. Petrus schreef in zijn brief al, “dat één dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag.” – De geduchte Dag des Heren, de Dag des Oordeels, omvat dus geen etmaal van 24 uur, maar een tijdperk van duizend jaar! In het Vrederijk, terwijl de satan in zijn gevangenis zit, zullen ‘de heiligen’ duizend jaar met de Messias regeren over de volken, namelijk over de ‘schapen’ uit Mattheüs 25 die, in tegenstelling tot de ‘bokken’, deel hebben gekregen aan het eeuwige leven.

Na het Duizendjarig Vrederijk komt er weer een andersoortige heerschappij, namelijk die over de Nieuwe Aarde.
Maar voor het zover is, wordt de satan voor een korte tijd losgelaten uit zijn gevangenis en verrassend genoeg slaagt hij er dan in om een massaal leger voor een oorlog tegen de Eeuwige en Zijn Gezalfde te mobiliseren. Hij verzamelt ‘de volken aan de vier hoeken van de aarde’, maar over welke volken wordt hier gesproken? De aarde wordt tijdens het Duizendjarig Vrederijk immers uitsluitend bevolkt door de verlosten des Heren die het eeuwige leven en verheerlijkte lichamen hebben ontvangen, de ‘schapen’ uit Mattheüs 25 en de gelovigen uit het Joodse volk, die als koningen over hen regeren. Er is een uitleg die zegt dat het hier gaat om volken die uit de dood zijn verrezen en uit het dodenrijk op de aarde terug zijn geroepen door de satan, net zoals bij de Wederkomst van Jezus de gelovigen uit de dood werden opgewekt. Maar dat kan niet! Want niet satan, maar alleen Jezus heeft de macht om de doden te bevelen om op te staan! Bovendien wordt pas in vers 12, nádat de satan al in de poel van vuur is geworpen, melding gemaakt van de ‘opstanding ten oordeel’!

We moeten tot de conclusie komen, dat het hier niet gaat om volken van vlees en bloed, maar om een leger van demonen, engelen van satan, gevallen engelen! Zij trekken onder leiding van de ‘vorst der duisternis’ op tegen de heilige stad Jeruzalem, waar de Messias zich bevindt in gezelschap van de Zijnen die met Hem regeren. Maar nog vóórdat zij de aanval kunnen openen, worden zij door het vuur dat uit de hemel op hen neervalt, verteerd en zij worden verslonden, dat wil zeggen: er blijft letterlijk niets meer van hen over!
En van hun aanvoerder, de satan, wordt gezegd dat hij in de poel van vuur en zwavel wordt geworpen, waar ook ‘het beest’ en ‘de valse profeet’ zijn.

Tenslotte beschrijft Openbaring 20 het laatste oordeel, het oordeel over de doden. Het is een oordeel over alle mensen die ooit op deze aarde geleefd hebben, vanaf het begin van de Schepping, uitgezonderd de gelovigen die deel hadden aan de eerste opstanding, de opstanding ten leven. Alle doden uit alle tijden, waar zij zich ook bevinden, diep op de bodem van de zee of in de gletsjer van een gebergte, zullen voor de Troon verschijnen om te worden geoordeeld. Niemand is onbereikbaar voor Gods macht. De boeken die bij het begin van deze rechtszitting worden geopend, bevatten een nauwkeurige rapportage van alles wat ieder mens gedurende zijn leven heeft gedaan en getuigen ervan, dat God werkelijk alles weet! Deze doden zullen door niets anders geoordeeld worden dan door hetgeen over hen in deze boeken geschreven staat. Zij zullen evenals de bokken en de schapen worden geoordeeld naar hun werken en niet naar hun geloof; omdat zij namelijk geen gelovigen zijn, want die hadden immers al deel aan de eerste opstanding! Veel bijbeluitleggers gaan er dan ook automatisch van uit dat het oordeel voor al deze mensen negatief zal zijn, omdat en mens immers uitsluitend door het geloof behouden kan worden. Maar hoe zit het met de mensen die nooit het Evangelie hebben gehoord en daardoor nooit een eerlijke kans hebben gekregen om een keuze voor Jezus te kunnen maken? Hebben zij gewoon pech gehad en gaan zij verloren, enkel om het feit dat zij te lang geleden hebben geleefd, lang vóórdat de Eeuwige Zich openbaarde aan Israël en lang voordat Messias Jezus op aarde kwam? Hebben zij gewoon pech gehad, dat er bij hen nooit een zendeling kwam en dat zij helaas in het verkeerde land en in de verkeerde streek hebben geleefd? Hoe zouden zij door het geloof behouden kunnen worden als ze Degene waarin zij dan zouden moeten geloven niet eens kennen?! Hier kan dus geen sprake zijn van een oordeel op grond van het geloof, maar op grond van de werken die in ‘de Boeken’ beschreven staan. Naast deze boeken wordt ook nog een ander boek geopend: ‘het boek des levens’, een hemels archief, waarin de namen staan geschreven van allen die het eeuwige leven zullen ontvangen en die het Nieuwe Jeruzalem binnen mogen gaan.

God is genadig! We lezen in Openbaring 20: “En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het Boek des levens, werd hij geworpen in de poel van vuur”. De woorden “wanneer niet” geven aan, dat er ook een “wanneer wél” moet zijn: ook van de doden van de tweede opstanding zal een schare vrijgesprokenen aan de volken worden toegevoegd, die de Nieuwe Aarde mogen bewonen, waar de heiligen als koningen zullen regeren!
De overigen zullen in de poel van vuur worden geworpen, dat is ‘de tweede dood’; dat wil zeggen: de blijvende dood, de definitieve, de onherroepelijke. Dat relativeert de eerste dood, die waar wij mee te maken hebben, hoe verschrikkelijk die ook is; die is tijdelijk, niet definitief!! Tenslotte zal ook de laatste vijand worden verslagen; ook de dood en het dodenrijk zelf worden in de poel van vuur geworpen! En dan zal al het oude verdwijnen, ook de hemel en de aarde: “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde waren voorbijgegaan” lezen we in Openbaring 21.

Over al deze dingen heeft ook Petrus het in zijn tweede brief, waarin hij ons bemoedigt om vooral in deze moeilijke tijden, waarin gelovigen belachelijk worden gemaakt en tegengewerkt, vol te houden; en waarin hij ons oproept om goed op te letten, en nauwkeurig de ontwikkelingen in de wereldgeschiedenis om ons heen te volgen, die in een stroomversnelling naar het einde toe zullen leiden. Wij worden opgeroepen om ons vertrouwen geheel op de Heer te richten en vol verwachting naar Hem uit te zien; en intussen een heilig en onberispelijk leven te leiden om er klaar voor te zijn om van hier weggehaald te worden voordat het Laatste Oordeel over deze wereld zal komen.
Johannes heeft het al gezien; het zal zeker gebeuren. Daarheen zijn we op weg.

Geprezen zij Gods heilige Naam! Amen.